Advies oudercommissie blijft uit, ondernemer voert prijswijziging toch door

Klachtenloket Kinderopvang
Print Friendly, PDF & Email



Commissie: kinderopvang    Categorie: prijs    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 18195/26355

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De oudercommissie vindt dat de adviesprocedure voor een prijswijziging onjuist en onrechtmatig is verlopen, omdat de ondernemer de lokale bedrijfseconomische gegevens niet wilde verstrekken. Hierdoor kon de oudercommissie niet tot een advies komen. De ondernemer vindt dat de oudercommissie op basis van de verstrekte informatie tot een advies had kunnen komen. De oudercommissie is blijven vragen om financiële informatie van de vestiging, terwijl de prijswijziging op basis van de financiële cijfers van alle vestigingen bij elkaar wordt vastgesteld. De commissie vindt dat de ondernemer de nieuwe tarieven voor 2020 niet mocht doorvoeren, aangezien de oudercommissie hierover nog geen advies had uitgebracht. Echter, indien de oudercommissie van mening was dat zij op basis van de verstrekte gegevens niet tot een positief advies kon komen, dan had zij dit formeel aan de ondernemer moeten laten weten in een negatief advies. Gezien de belangen van de ondernemer én het tijdig informeren van de ouders bij het invoeren van nieuwe tarieven, is het begrijpelijk dat de ondernemer het advies van de oudercommissie niet heeft afgewacht.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De oudercommissie heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de vraag of de ondernemer, in afwijking van het advies van de oudercommissie, het besluit kon nemen om per 1 januari 2020 een tariefsverhoging van 2,66% in te voeren en dan met name, of het toelaatbaar is dat de ondernemer alleen landelijke cijfers heeft verstrekt in plaats van locatiespecifieke cijfers.

Standpunt van de oudercommissie
Voor het standpunt van de oudercommissie verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De adviesprocedure voor de prijswijziging voor 2020 is niet correct verlopen.

De oudercommissie heeft herhaaldelijk aangegeven over onvoldoende (lokale bedrijfseconomische) gegevens te beschikken om een advies uit te brengen. Deze gegevens wil de ondernemer niet verstrekken. Zonder het advies van de oudercommissie te hebben ontvangen, heeft de ondernemer de wijziging naar ouders gecommuniceerd en deze is per 1-1-2020 doorgevoerd. De prijswijziging voor 2020 is naar de mening van de oudercommissie niet rechtmatig. De oudercommissie vordert dat de adviesprocedure alsnog rechtmatig wordt doorlopen.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Primair is de ondernemer van mening dat de oudercommissie op basis van de door de ondernemer verstrekte informatie wel degelijk tot een advies heeft kunnen komen. De oudercommissie is echter nalatig geweest in het verstrekken van advies en is blijven verzoeken om onredelijke informatie. Onredelijk, omdat zij is blijven vragen om de financiële informatie van de vestiging, terwijl de tariefsverhoging op basis van de financiële cijfers van alle vestigingen bij elkaar wordt vastgesteld. Het was verder duidelijk dat aanvullende informatie geen toegevoegde waarde zou hebben voor beoordeling van de prijswijziging, welke nota bene ook nog eens was gebaseerd op verwachte loonstijging en inflatie. De eis van de oudercommissie dat de doorgevoerde prijswijziging met terugwerkende kracht komt te vervallen en dat te veel betaalde bedragen aan de ouders worden gerestitueerd, dient op basis van het vorenstaande dan ook te worden afgewezen.
Daarnaast merkt de ondernemer op dat een houder in beginsel vrij is in de wijze waarop hij zijn prijzen bepaalt. Meer in het bijzonder is het een houder daarbij toegestaan om prijsaanpassingen niet per vestiging, maar organisatiebreed te bepalen en door te voeren.

Gelet op het vorenstaande meent de ondernemer dat hem niet kan worden verweten in strijd met de wet te hebben gehandeld. Samengevat is de ondernemer van mening dat de vorderingen/klachten van de oudercommissie afgewezen dienen te worden en de oudercommissie niet-ontvankelijk in haar klacht is nu de oudercommissie op grond van artikel 1:60 lid 4 van de Wet Kinderopvang niet om redelijke informatie heeft verzocht. De ondernemer stelt verder dat de adviesprocedure onder de gegeven omstandigheden rechtmatig is doorlopen, dan wel in ieder geval niet alsnog overgedaan behoeft te worden. Tenslotte hoeft ook de doorgevoerde tariefsverhoging niet met terugwerkende kracht per 1-1-2020 te worden teruggedraaid, zodat ook geen sprake hoeft te zijn van een verplichting tot terugbetaling/verrekening van teveel betaalde bedragen als gevolg van de onrechtmatige prijsverhoging vanaf 1-1-2020.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Op grond van het bepaalde in artikel 1.60, eerste lid, onder f van de Wet kinderopvang is de ondernemer verplicht de oudercommissie in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit met betrekking tot wijziging van de prijs van kinderopvang. Op grond van het vijfde lid van dat artikel dient de ondernemer de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft te verstrekken.

Met verwijzing naar eerdere uitspraken van de commissie (uitspraak van 12 mei 2016 met dossiernummer 100282 en van 12 oktober 2018 met dossiernummer 117961), is de commissie van oordeel dat een gefundeerd oordeel over de prijsvorming een redelijk inzicht vergt in bedrijfseconomische gegevens op het organisatorische niveau waarop de oudercommissie functioneert; derhalve op vestigingsniveau.
Alleen dan kan de oudercommissie adequaat invulling geven aan haar adviesrecht op dit punt en het uit te brengen of uitgebrachte advies tegenover de ouders die zij vertegenwoordigt op deugdelijke wijze verantwoorden.
De ondernemer dient dan ook de oudercommissie adequaat te voorzien van de informatie die zij voor de uitoefening van haar taak nodig heeft.

De vraag welke informatie dat is en of de ondernemer deze zonder meer dient te verstrekken, is afhankelijk van de concrete situatie en de concrete adviesaanvraag en kan derhalve niet in algemene zin beantwoord worden. In goed overleg met de oudercommissie dient vastgesteld te worden welke informatie dan minimaal noodzakelijk is.

Naar het oordeel van de commissie kan de ondernemer bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid de verstrekking van vestigingsspecifieke gegevens die de oudercommissie wil betrekken bij haar afwegingen om tot een advies te komen niet zonder meer weigeren indien de oudercommissie deze informatie vraagt.

Tegelijkertijd had het op de weg van de oudercommissie gelegen om, indien zij van mening was dat zij niet over voldoende informatie beschikte, aan de ondernemer concreet aan te geven welke vestigingsgegevens zij voor het uitvoeren van haar taak in redelijkheid nodig heeft. De commissie kan uit de stukken niet afleiden welke concrete gegevens de oudercommissie van de ondernemer verlangt. De oudercommissie heeft aan de ondernemer aangegeven graag samen met de ondernemer te bepalen welke informatie minimaal dan wel noodzakelijk is om een oordeel te kunnen vormen over het uurtarief. De ondernemer heeft in verschillende reacties aangegeven op welke wijze de verhoging tot stand is gekomen en dat hierbij meegenomen is de te verwachten loonkostenstijging en de landelijke inflatie. Extra kostenstijging door lokale omstandigheden, zoals investeringen of hogere personeelslasten, zijn niet meegenomen.
Wel is, op aanraden van de oudercommissie, gekeken naar de lokale concurrentiepositie van de ondernemer en op basis daarvan is de landelijk doorgevoerde prijsstijging voor deze locatie bijgesteld van 3,66% naar 2,66%. Welke gegevens nu nog ontbreken voor de oudercommissie om een advies te kunnen uitbrengen, is niet duidelijk.

De commissie is in zijn algemeenheid van oordeel dat de ondernemer niet tot bekendmaking van de nieuwe tarieven voor 2020 kon overgaan, dan nadat het wettelijke adviestraject met de oudercommissie conform de overeengekomen procedure is doorlopen.

Het had naar het oordeel van de commissie op de weg van de oudercommissie gelegen om, indien zij van oordeel is dat zij op basis van de verstrekte gegevens niet tot een positief advies kon komen, dit formeel aan de ondernemer te laten weten in een negatief advies. Dit heeft de oudercommissie nagelaten.

Gelet op de belangen van de ondernemer én de ouders bij het tijdig informeren en invoeren van nieuwe tarieven is de commissie van oordeel dat het niet afwachten van het advies van de oudercommissie in dit geval niet tot gegrondverklaring van de klacht kan leiden.

Dit laat onverlet dat de commissie van oordeel is dat dat de ondernemer bij een volgende tariefswijziging aan locatiespecifieke en concrete vragen door de oudercommissie dient tegemoet te komen. Hierbij heeft de commissie mede overwogen dat niet is gebleken dat er op centraal niveau een adviesorgaan functioneert om aan het wettelijk adviesrecht invulling te geven. De organisatie heeft er kennelijk voor gekozen om op het niveau van de locatie invulling te geven aan het adviesrecht.

Alle omstandigheden in aanmerking nemend is de commissie in de onderhavige casus van oordeel dat de ondernemer in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om ondanks het ontbreken van een positief advies van de oudercommissie tot het invoeren van een tariefsverhoging voor 2020 over te gaan.
De commissie heeft daarbij mede overwogen dat de ondernemer bij de nieuwe tarieven op aanwijzing van de oudercommissie de concurrentiepositie van de vestiging heeft meegewogen door de landelijke tariefsverhoging voor deze vestiging bij te stellen van 3,66% naar 2,66%.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. drs. E.I.P.M. Weijnen, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 23 juni 2020.