Aanvinken akkoord alleen zorgt niet voor aanvaarding van overeenkomst

Klachtenloket Kinderopvang



Commissie: kinderopvang    Categorie: overeenkomst    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 19391/23038

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument heeft samen met zijn vrouw een contractgesprek gehad met de ondernemer. In dit gesprek werd een contract besproken voor de opvang van hun dochter dat vijf maanden later zou plaatsvinden. Na het gesprek heeft de vrouw van de consument uitleg gekregen over het ouderportaal op de computer. Er was nog geen contract ondertekend. De consument heeft uiteindelijk besloten om geen gebruik te maken van de opvang. Volgens de ondernemer is er wel een contract. De ondernemer stelt dat de consument tijdens het gesprek het contract op het ouderportaal heeft ondertekend, omdat hij het vinkje voor akkoord heeft aangekruist. De commissie oordeelt dat met het plaatsen van een vinkje niet kan worden gezegd dat de overeenkomst is aanvaard. Er kan niet worden aangetoond dat de consument degene is geweest is die akkoord is gegaan met de overeenkomst. Zonder een individualiseerbare elektronische handtekening is niet te achterhalen wie een overeenkomst heeft ondertekend. De klacht is gegrond. Er is geen overeenkomst tot stand gekomen en de consument hoeft geen kosten voor de opzegtermijn te betalen.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en of er daardoor terecht een opzegtermijn is gehanteerd voor de beëindiging van die overeenkomst.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft samen met zijn vrouw een contractgesprek gehad met een medewerker van de aanbieder. In dit gesprek werd een contract besproken voor de opvang van hun dochter dat ongeveer vijf maanden later zou plaatsvinden. Na afloop van het gesprek kreeg de consument een brief mee van de medewerker waarin werd verzocht om het contract binnen vijf werkdagen digitaal te ondertekenen. Dit heeft de consument niet gedaan. De ondernemer stelt ten onrechte dat het contract ter plekke digitaal zou zijn ondertekend door de vrouw van consument. Zijn vrouw heeft, op verzoek van de medewerker, tijdens het gesprek plaatsgenomen achter de computer van de medewerker en een wachtwoord aangevraagd. Op deze manier kon worden bekeken of het ouderportaal het deed en kon hun worden uitgelegd hoe het ouderportaal werkt. Zijn vrouw heeft toen echter geen contract ondertekend. Tevens hebben zij tijdens dit gesprek nooit toestemming gegeven aan de ondernemer om het betreffende contract namens hen te ondertekenen. De consument heeft uiteindelijk besloten geen gebruik te maken van de diensten van de ondernemer. Omdat de ondernemer van mening is dat er sprake is geweest van een contract tussen partijen, heeft de ondernemer een opzegtermijn van één maand gehanteerd en een bedrag van € 305,83 in rekening gebracht. De consument is van mening dat hij deze kosten niet hoeft te voldoen omdat er nooit sprake is geweest van een contract en er dus ook geen sprake kan zijn van een opzegtermijn.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer stelt zich op het standpunt dat er wel degelijk sprake is geweest van een contract tussen de consument en de ondernemer. Beide ouders waren tijdens het contractgesprek aanwezig en zij hebben dit contract toen digitaal ondertekend. Tijdens een contractgesprek heeft een ouder de keuze om ter plekke in te loggen en het contract direct te ondertekenen of om er nog even over na te denken en op een later tijdstip in te loggen en het contract dan te ondertekenen. De consument heeft voor de eerste optie gekozen. De brief die de consument heeft meegekregen, waarin wordt verzocht om het contract binnen vijf dagen te ondertekenen, wordt zowel aan ouders gegeven die nog niet ter plekke hebben ondertekend, als aan ouders die al wel ter plekke hebben ondertekend. Alle medewerkers zijn geïnstrueerd dat zij niet digitaal voor ouders/verzorgers mogen ondertekenen dus dat is ook niet gebeurd. Bovendien blijkt uit de e-mailcorrespondentie tussen de consument en de ondernemer dat consument op de hoogte was van een contract tussen partijen.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie ziet zich voor de vraag gesteld of er tussen de consument en de ondernemer een overeenkomst is gesloten en of de consument daarmee van de opvang mocht afzien zonder dat hij kosten verschuldigd is. De consument stelt zich op het standpunt dat hij nooit een overeenkomst heeft getekend en de ondernemer stelt zich op het standpunt dat er tijdens het contractgesprek zou zijn getekend.

Hierbij stelt de commissie voorop dat een overeenkomst op grond van artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek tot stand komt door een aanbod van de ene partij en een daarop aansluitende aanvaarding van de andere partij. De totstandkoming van een overeenkomst vereist wilsovereenstemming tussen partijen over de essentiële onderdelen van de overeenkomst. Een overeenkomst is over het algemeen niet gebonden aan een bepaalde vorm. De ondernemer hanteert echter algemene voorwaarden waarin wel bepalingen over de vorm zijn opgenomen. Zo bepaalt artikel 6 van de door de ondernemer gehanteerde ‘standaard’ algemene voorwaarden dat de ouder een aanbod schriftelijk dient te aanvaarden. In artikel 6 van de aanvullende algemene voorwaarden heeft de ondernemer aanvullend bepaald dat de plaatsingsovereenkomst langs elektronische weg tot stand komt op het moment dat de ouder een exemplaar van het aanbod voorziet van zijn of haar elektronische handtekening en aan de ondernemer retourneert.

Gelet hierop heeft de commissie de ondernemer ter zitting gevraagd hoe een dergelijke elektronische handtekening in de praktijk dient te worden gezet. Gebleken is dat ouders/verzorgers, nadat zij hebben ingelogd op het ouderportaal, een vinkje dienen te zetten dat ze akkoord gaan met de overeenkomst. Nog los van de vraag of het zetten van een vinkje nog wel kan worden beschouwd als ‘schriftelijk’ in de zin van artikel 6 van de ‘standaard’ algemene voorwaarden, kan het zetten van een vinkje problemen geven bij de aanvaarding. Op het moment dat de aanvaarding namelijk wordt betwist, zoals in onderhavige zaak, ontstaat de vraag of het vinkje daadwerkelijk is gezet door diegene met wie de ondernemer dacht een overeenkomst aan te zijn gegaan. De commissie is van oordeel dat uit het plaatsen van een vinkje niet de aanvaarding van de consument kan worden afgeleid. Hiermee is namelijk niet aan te tonen dat de consument degene is geweest die akkoord is gegaan met de overeenkomst. Hierbij betrekt de commissie dat ter zitting is gebleken dat ouders/verzorgers regelmatig tijdens het contractgesprek worden gevraagd om een wachtwoord aan te vragen en in te loggen in het ouderportaal, zo ook de consument. Hierdoor is niet uit te sluiten dat medewerkers van de ondernemer tijdens dit gesprek het vinkje aanklikken in plaats van de ouders/verzorgers, bijvoorbeeld omdat ze dachten dat de ouder/verzorger het daarmee eens zou zijn.

De commissie begrijpt de wens van de ondernemer om gebruik te maken van een elektronische handtekening. Zonder een individualiseerbare elektronische handtekening is echter niet te herleiden wie een contract heeft ondertekend. Om onduidelijkheden in de toekomst te voorkomen raadt de commissie de ondernemer dan ook aan om in het systeem een individualiseerbare elektronische handtekening toe te voegen in plaats van het enkel plaatsen van een vinkje.

Aangezien de consument uitdrukkelijk betwist dat hij en zijn vrouw tijdens het gesprek een vinkje hebben gezet en niet kan worden aangetoond dat zij degene zijn geweest die het vinkje hebben gezet, betekent dit dat er in dit geval geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Dat betekent eveneens dat op de consument geen betalingsverplichting rust.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Om die reden zal de commissie tevens bepalen dat de ondernemer, conform artikel 19 van het reglement van de commissie, het klachtengeld aan de consument dient te vergoeden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht gegrond;

– bepaalt dat de ondernemer aan de consument een bedrag van € 25,– dient te vergoeden ter zake van het door haar betaalde klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. drs. E.I.P.M. Weijnen, voorzitter, mevrouw A.J.M. van Hoesel – de Haas, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, secretaris, op 12 juli 2021.

Ster


Op maandag 16 december 2024  zijn wij telefonisch bereikbaar van 9:00 tot 14:00 uur. U kunt uiteraard altijd gebruikmaken van het contactformulier.