Opvangovereenkomst voor flexibele opvang onterecht opgezegd

Klachtenloket Kinderopvang
Print Friendly, PDF & Email



Commissie: kinderopvang    Categorie: overeenkomst    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 166947/167016

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De ouders hebben sinds 2 jaar een flexibele opvangovereenkomst voor de opvang van hun dochter. De ondernemer heeft de opvangovereenkomst opgezegd. Volgens de ouders mag dit niet, omdat er geen sprake is van zwaarwegende redenen. Volgens de ondernemer is er sprake van personeelsgebrek waardoor niet aan alle eisen voldaan kan worden, waardoor het besluit is genomen om de overeenkomst stop te zetten. Volgens de commissie heeft de ondernemer het bestaan van een zwaarwegende reden voor opzegging onvoldoende onderbouwd. De commissie begrijpt dat het organisatorisch en economisch gezien lastig kan zijn om flexibele opvang aan te bieden, maar dat dit niet voldoende reden is om het contract voor flexibele opvang te beëindigen. Het is niet aannemelijk geworden dat personeelsgebrek de flexibele opvang in de weg staat. De klacht is gegrond. De ondernemer moet de overeenkomst voortzetten en met de ouders overleggen hoe de uitvoering ervan er uit gaat zien.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de vraag of de ondernemer de opvangovereenkomst voor de dochter van de ouders (hierna: de dochter) heeft mogen opzeggen met ingang van 1 mei 2022.

Standpunt van de ouders
Voor het standpunt van de ouders verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer heeft op 23 maart 2022 het opvangcontract opgezegd met ingang van 1 mei 2022. De ouders hebben sinds 14 juli 2020 een flexibele opvangovereenkomst voor de opvang van hun dochter voor minimaal 40 uur per maand, met de afspraak dat zij steeds 4 weken van tevoren doorgeven op welke dagen zij opvang wensen. Beide ouders hebben wisselende roosters en onregelmatige werktijden. Zij hebben, vanuit hun woonplaats in Amsterdam, bewust gekozen voor opvang in de vestiging van de ondernemer te Laren, vanwege de geboden mogelijkheid van opvang gedurende 7 dagen in de week, 24 uur per dag en de geboden flexibiliteit.

De ondernemer is wel bereid om de dochter van partijen vanaf 1 mei 2022 gedurende minimaal 2 vaste dagen in de week op te vangen. Daar zijn de ouders echter niet mee geholpen. Zij kunnen weliswaar vaak de opvang regelen in familiesfeer en hebben al lang geen gebruik meer hoeven maken van opvang in het weekend of ’s avonds, maar zijn ook afhankelijk van de flexibele opvang bij de ondernemer.
De ouders beroepen zich op de algemene voorwaarden van de branchevereniging kinderopvang, waarbij de ondernemer is aangesloten, waarin is bepaald dat de ondernemer alleen mag opzeggen in geval van zwaarwegende redenen. Van dergelijke redenen is geen sprake.
De opzegging op een termijn van een maand brengt de ouders in de problemen. De gemiddelde wachttijd voor andere opvang is 8 á 9 maanden.

De ouders vragen de commissie om te bepalen dat de ondernemer de flexibele overeenkomst dient voort te zetten, waarbij op dagen dat er een bezettingsprobleem is in overleg andere dagen kunnen worden gepland, dan wel, als de commissie meent dat de overeenkomst mag worden opgezegd, een redelijke opzegtermijn te bepalen om de ouders de gelegenheid te geven een alternatief te vinden.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer stelt dat het helaas niet meer mogelijk is verantwoorde flexibele opvang te bieden binnen de geldende wet- en regelgeving. Probleem is vooral het tekort aan pedagogisch medewerkers. De opvang van de ondernemer is kleinschalig. Zij had in 2021 in totaal 13 fte pedagogisch medewerkers, van wie er op korte termijn 5 vertrekken. Het personeel is ook minder bereid tot flexibele inzet. Het wordt steeds lastiger te voldoen aan eisen als beroepskracht-kind-ratio, vaste stamgroep, vaste gezichtencriterium en verplichting om een mentor aan te stellen. De inspectie heeft de ondernemer de aanwijzing gegeven het vaste gezichten criterium uit te voeren.

De ondernemer wijst erop dat de planning veel lastiger is als je steeds rekening moet houden met kinderen die op basis van een flexibel contract komen. Als bijvoorbeeld op een bepaalde dag een groep vol zit met 11 kinderen (waarbij twee pedagogisch medewerkers verplicht zijn) en er komt een kindje op basis van een flexibel contract bij, dan is daarvoor een extra pedagogisch medewerker nodig. De ondernemer heeft alle flexibele contracten omgezet naar vaste contracten. Flexibele opvang is alleen nog mogelijk op basis van beschikbaarheid.
De ondernemer wijst erop dat de dochter van de ouders het afgelopen jaar maar 4 dagen per maand van de opvang gebruik maakte, op tijden tussen 7.15 en 18.30 uur, zodat de beëindiging van de opvang geen onoverkomelijk probleem zal opleveren.

De ondernemer meent dan ook dat er sprake is van zwaarwegende redenen zoals omschreven in de algemene voorwaarden van de branchevereniging.

Beoordeling van het geschil
De commissie is van oordeel dat de ondernemer het bestaan van een zwaarwegende reden voor opzegging als omschreven in artikel 10 lid 3 van de Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2017 van de Brancheorganisatie Kinderopvang, waarbij ondernemer is aangesloten, onvoldoende heeft onderbouwd.

De commissie heeft er begrip voor dat het organisatorisch en economisch gezien lastig kan zijn om flexibele opvang te blijven aanbieden, maar dat is onvoldoende reden om het contract voor flexibele opvang zoals dat sinds juli 2020 bestaat te beëindigen.
De ondernemer heeft aangevoerd dat zij onvoldoende medewerkers heeft. Nu zij echter wel nieuwe vaste contracten aanbiedt en aan de ouders een vast contract aanbiedt voor (veel) meer uren dan het gebruikelijk door hen afgenomen aantal uren, is onvoldoende aannemelijk dat personeelsgebrek aan flexibele opvang in de weg staat. Ook is niet vast komen te staan dat het vaste gezichtencriterium de flexibele opvang onmogelijk maakt. De commissie overweegt daarbij dat uit artikel 9 lid 8 van het Besluit kwaliteit kinderopvang blijkt dat het vaste gezichtencriterium niet geldt voor kinderen die gebruik maken van flexibele opvang. Ook is de commissie gebleken dat de aanwijzing van de Inspectie een eerder jaar betrof en ging over het tegelijk verlof opnemen van de vaste pedagogisch medewerkers. Bij de laatste inspectie is deze aanwijzing niet teruggekomen, zo blijkt uit het rapport.

De commissie acht het voorts niet aannemelijk dat opvang van de dochter niet planbaar is, nu de wensen van de ouders steeds vier weken van tevoren worden doorgegeven. Daarbij wordt meegewogen dat de ouders hebben aangegeven al terughoudend te zijn met het gebruikmaken van opvang in de weekenden of avonden. Ook hebben de ouders zich bereid getoond zich flexibel op te stellen als er op een dag dat zij hun dochter willen brengen een bezettingsprobleem blijkt te zijn.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. De ondernemer had niet tot opzegging van de overeenkomst mogen overgaan en zij dient de overeenkomst met de ouders dan ook voort te zetten, waarbij voor dagen dat de ondernemer een bezettingsprobleem heeft in goed overleg een andere dag gepland kan worden. De commissie adviseert partijen om met elkaar in overleg te treden over eventuele oplossingen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

• verklaart de klacht gegrond;
• verplicht de ondernemer de opvangovereenkomst voort te zetten en in overleg met de ouders te treden over de toekomstige uitvoering van de overeenkomst;
• bepaalt dat de ondernemer een bedrag van € 25,– aan de ouders dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. P.G. Muller, secretaris, op 13 april 2022.