Klachten oudercommissie over informatie prijsstijging en aanbod activiteiten onterecht

Klachtenloket Kinderopvang
Print Friendly, PDF & Email



Commissie: Oudercommissie    Categorie: Adviesrecht    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 2018-121049

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

De oudercommissie kreeg te weinig inzicht in de financien van de onderneming voor een goed advies over de prijsstijging. De prijsstijging blijkt hoger dan gangbaar volgens de BOinK benchmark. Ook vindt de oudercommissie dat het activiteitenaanbod te beperkt is. De commissie is van mening dat de ondernemer de oudercommissie voldoende informatie heeft gegeven. Als de oudercommissie meer informatie nodig had dan in het aangeleverde document stond hadden zij dit moeten opvragen. De cijfers van BOinK zijn een gemiddelde van de branche, waar de ondernemer zich niet naar hoeft te voegen. Het gaat om de prijsstijging specifiek voor de vestiging. De commissie vindt verder dat het aanbod van de activiteiten voldoende is. De klachten zijn onterecht.

De oudercommissie beklaagt zich er over dat de ondernemer haar onvoldoende financiële informatie heeft verstrekt om de prijsverhoging 2019 te kunnen beoordelen, over een jarenlange, achterblijvende dienstverlening en over een hogere prijsstijging per 1 januari 2019 dan gangbaar lijkt vanuit de BOinK benchmark.

Standpunt van de oudercommissie

Voor het standpunt van de oudercommissie verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen de oudercommissie tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt van oudercommissie op het volgende neer.
1. De oudercommissie krijgt van de ondernemer te weinig inzicht in de organisatiefinanciën en kan de noodzaak van een prijsverhoging onvoldoende beoordelen.
 De motivering van de ondernemer voor de prijsstijging per 1 januari 2019 is een gezonde bedrijfsvoering en de versterking van de vermogenspositie. De oudercommissie heeft na haar vergadering met de ondernemer van 17 oktober 2018 begrepen dat de ondernemer ervoor heeft gekozen geen verdere openheid van zaken te willen geven ten aanzien van de financiële situatie van het kindercentrum. Hierdoor kan de oudercommissie de prijsstijging voor 2019 niet goed beoordelen en blijft deze voor haar onduidelijk en niet transparant. Zo is er aangegeven dat de verzekeringskosten als gevolg van langdurig zieke medewerkers fors gaan stijgen, maar de oudercommissie ziet dit niet terug in de onderbouwing. Ook ziet de oudercommissie niet hoe de ondernemer in de toekomst wil voorkomen dat medewerkers zolang ziek zijn. Anders dan tussen partijen was besproken, heeft de ondernemer na de aangekondigde prijsverhoging van 10 à 15% niet met een onafhankelijk financieel adviseur overleg gevoerd, maar met de eigen financieel adviseur. In tweede instantie is de oorspronkelijke prijsstijging verlaagd naar 7 à 9%. De oudercommissie mist wat de ouders voor de prijsstijging voor 2019 terugkrijgen. Daarnaast vraagt de oudercommissie zich af of de prijsstijging de financiële druk zal oplossen indien alle medewerkers in hogere schalen terechtkomen. De ondernemer kiest er nog steeds voor om op de woensdag geen opvang te bieden. Wellicht hoeven de kosten niet zo sterk te stijgen wanneer de ondernemer ook op de woensdag opvang aanbiedt.
2. De oudercommissie constateert al jaren dat de dienstverlening achterblijft.
 De oudercommissie vindt het opvangaanbod voor ontwikkeling beperkt. Ouders kiezen voor het kindercentrum van de ondernemer in verband met de antroposofie en de liefdevolle opvang. Daar hoort naar de mening van de oudercommissie een activiteitenbeleid bij dat de kinderen op antroposofisch gepaste wijze vermaakt, voor oudere kinderen uitdagend is en past bij deze tijd en bij de desbetreffende leeftijdsgroep. De oudercommissie is van mening dat het activiteitenaanbod – zeker voor de wat oudere kinderen – summier is, ook wat betreft de vakantieopvang. Bij veel ouders bestaat onvrede en ongerustheid over het activiteitenaanbod, dat naar de mening van de oudercommissie gevarieerder moet zijn. De ondernemer heeft de voorstellen van de oudercommissie met betrekking tot het activiteitenaanbod niet overgenomen. De oudercommissie mist een concreet, van een visie voorzien activiteitenplan met activiteiten voor elke leeftijdsgroep die niet alleen bestaan uit knutselen en bakken en een onderscheid in activiteiten tussen de school- en vakantieperiodes.
3. De oudercommissie constateert een hogere prijsstijging per 1 januari 2019 dan gangbaar lijkt vanuit de BOinK benchmark.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen de ondernemer tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt van de ondernemer op het volgende neer.

1. Naar aanleiding van de oudercommissievergadering van 17 oktober 2018 heeft de ondernemer een onafhankelijk financieel adviseur, verbonden aan de brancheorganisatie kinderopvang, in de arm genomen en samen met hem gekeken naar de tarieven 2019. Dit heeft ertoe geleid dat de oorspronkelijke prijsverhoging is verlaagd naar 7 à 9%. De ondernemer is van mening dat de door hem aangeleverde financiële gegevens voor de oudercommissie voldoende zijn om een advies uit te brengen. De oudercommissie in [Plaatsnaam] heeft op basis van dezelfde financiële gegevens wel een positief advies uitgebracht. Geen van de ouders heeft de ondernemer gemaild over de tariefsverhoging, die inmiddels met voornoemde percentages is doorgevoerd.

2. De oudercommissie en de ondernemer zitten al langere tijd niet op één lijn wat betreft de visie op het activiteitenaanbod. Op grond hiervan komt de oudercommissie tot de constatering dat de dienstverlening van de ondernemer al jaren achterblijft. De ondernemer is het hier niet mee eens. De ondernemer heeft geluisterd naar de feedback van de oudercommissie en daarmee rekening gehouden bij de verdere ontwikkeling van het activiteitenbeleid. Adviezen van de oudercommissie waar de ondernemer het mee eens was, zijn overgenomen. De oudercommissie voelt zich echter alleen gehoord als de ondernemer al haar adviezen uitvoert. Hoewel de ondernemer met het overnemen van de adviezen van de oudercommissie naar eer en geweten heeft gehandeld, blijft de samenstelling van het activiteitenaanbod een aangelegenheid die uiteindelijk behoort tot de ondernemingsvrijheid van de ondernemer.

 De activiteiten bestaan niet alleen uit knutselen en bakken. De ondernemer is steeds bezig met de ontwikkeling van het activiteitenaanbod. De ondernemer heeft in de afgelopen periode met verschillende ouders (ook ouders die hebben opgezegd) contact gehad over hun beleving van de kinderopvang en het activiteitenaanbod. Er is in grote mate sprake van tevredenheid. Ondanks het feit dat de ondernemer de klacht van de oudercommissie over het activiteitenaanbod niet geheel herkent bij andere ouders, neemt hij de klacht toch serieus. De ondernemer is daarom van plan om in 2019 een klanttevredenheidsonderzoek onder alle ouders uit te voeren om zo op meer gestructureerde wijze zicht te krijgen en te houden op de (on)tevredenheid van zijn klanten. De ondernemer werkt ontwikkelingsgericht en dat betekent dat hij open staat voor veranderingen en dus ook voor het verder doorontwikkelen van zijn activiteitenaanbod. In de visie van de ondernemer is er geen sprake van een activiteitenaanbod dat onder de maat is en dus geen grond voor een klacht.

3. De oudercommissie gaat er van uit dat de BOinK benchmark leidend is. BOinK heeft echter een oriënterend onderzoek gedaan naar de voorgenomen tariefstijgingen voor 2019 en daarover gerapporteerd. Ook de NOS heeft zo’n onderzoek gedaan. Dit zijn echter inventarisaties van plannen van kinderopvangorganisaties, die niet richtinggevend zijn voor een individuele ondernemer. Elke kinderopvangorganisatie – en dus ook de ondernemer – maakt op grond van een eigen analyse een prognose voor 2019 en stemt de tarieven daarop af. In de adviesaanvraag aan de oudercommissie zijn de argumenten voor de prijsstijging bij de ondernemer aangegeven.

 
Beoordeling van het geschil

De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen door hen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, het volgende overwogen.

1. Op grond van het bepaalde in artikel 1.60, eerste lid, van de Wet kinderopvang is de ondernemer verplicht de oudercommissie in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit met betrekking tot onder meer de wijziging van de prijs van kinderopvang. Het vijfde lid van dat artikel bepaalt dat de ondernemer de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft, dient te verstrekken. Artikel 1.66b, eerste lid, van genoemde wet bepaalt dat de commissie een aan haar door de oudercommissie voorgelegd geschil met de houder (in dit geval de ondernemer) over de wijze waarop deze het hiervoor genoemde artikel 1.60 toepast en uitvoert, uitsluitend toetst aan de vraag of de houder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft gehandeld, de zogenaamde marginale toetsing.

De ondernemer heeft aan de oudercommissie het document “Kostenontwikkeling [naam kindercentrum] 2019” beschikbaar gesteld. De commissie merkt dit document aan als de adviesaanvraag van de ondernemer aan de oudercommissie met betrekking tot de voorgenomen wijziging van de prijs van de kinderopvang.

 De commissie is van oordeel dat de ondernemer in beginsel de vrijheid heeft zijn adviesaanvraag aan de oudercommissie met betrekking tot een prijswijziging in te kleden zoals hem goeddunkt, zolang hij daarbij binnen redelijke grenzen blijft. Marginaal toetsend, is de commissie van oordeel dat de ondernemer die grenzen in dit geval niet heeft overschreden en aldus naar redelijkheid heeft gehandeld. Na ontvangst van de adviesaanvraag had het op de weg van de oudercommissie gelegen om aan de ondernemer aan te geven welke specifieke – en voor de voorgenomen prijswijziging relevante – informatie zij voor het uitbrengen van een advies nog meer nodig had dan de in het document opgenomen informatie. Dit heeft zij nagelaten. De oudercommissie heeft slechts in algemene bewoordingen gesteld dat zij de cijfers in dat document verklaard wilde zien, maar zij heeft niet aangegeven – noch in de door haar overgelegde stukken noch tijdens de mondelinge behandeling toen de commissie haar daarnaar vroeg – welke bedrijfsgegevens zij van de ondernemer verlangde voor de vervulling van haar adviestaak. De oudercommissie had zelf in eerste instantie kunnen bevorderen de door haar gewenste duidelijkheid en transparantie te verkrijgen door haar verzoek concreet te maken. De ondernemer had alsdan ook kunnen voldoen aan dat concrete verzoek. De commissie heeft ook overigens aan de hand van de overgelegde documenten en hetgeen ter zitting verder is toegelicht, niet kunnen opmaken dat de ondernemer onvoldoende informatie ter beschikking heeft gesteld aan de oudercommissie om haar taak adequaat te kunnen vervullen. Deze klacht dient dan ook ongegrond verklaard te worden.

2. De ondernemer heeft de vrijheid binnen de vigerende wet- en regelgeving zijn pedagogisch beleid te bepalen en vorm te geven aan de uitvoering daarvan. Met dien verstande dat op het pedagogische beleid een verzwaard adviesrecht rust van de oudercommissie (Wet Kinderopvang, artikel 1.60, lid 1 en 2). Dit brengt met zich mee dat de ondernemer voorgenomen besluiten aangaande het pedagogisch beleid moet voorleggen aan de oudercommissie en dat hij van het advies slechts mag afwijken indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich hiertegen verzet. Noch uit de stukken, noch uit hetgeen ter zitting door partijen naar voren is gebracht, is gebleken dat het onderhavige klachtonderdeel voortkomt uit of samenhangt met een formeel adviestraject als bedoeld in artikel 1.60 Wet Kinderopvang.

Daarnaast is de oudercommissie bevoegd de ondernemer ongevraagd te adviseren over de aangelegenheden genoemd in Wet Kinderopvang artikel 1.60, lid 1, waaronder het pedagogisch beleid (Wet Kinderopvang, artikel 1.60, lid 3). Dat dit zou hebben plaatsgevonden is de commissie niet gebleken. De bespreking van het agendapunt “kwaliteit van dienstverlening” in het overleg tussen de oudercommissie en de ondernemer d.d. 17 oktober 2018 mag naar het oordeel van de commissie niet als zodanig worden gekwalificeerd.

Ter zitting heeft de oudercommissie verklaard dat zij van mening is dat de ondernemer te weinig activiteiten organiseert die zijn gericht op de culturele ontwikkeling van de oudere kinderen op de BSO. De oudercommissie refereert in dit verband aan theaterbezoek en muziekonderricht. De commissie is van oordeel dat dit niet volstaat als onderbouwing voor de zwaarwegende en veel omvattende klacht dat de dienstverlening al jaren achterblijft.

De commissie heeft kennis genomen van de activiteitenprogramma’s van de BSO voor de zomervakanties 2017 en 2018. Deze stukken zijn ter zitting niet door de oudercommissie weersproken of ter discussie gesteld. Verder heeft de commissie kennis genomen van het inspectierapport dat de gemeente Utrecht als toezichthouder op 31 juli 2018 heeft uitgebracht naar aanleiding van een op 10 juli 2018 gehouden inspectie. Hieruit blijkt dat de inspecteur geen tekortkomingen heeft geconstateerd met betrekking tot de buitenschoolse opvang. Over de aard van de activiteiten maakt het rapport geen op- of aanmerkingen in de zin dat deze (te) summier zouden zijn, zoals de oudercommissie heeft gesteld.

Op grond van een en ander komt de commissie tot de conclusie dat de ondernemer voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een adequaat activiteitenaanbod aanbiedt. Dat het activiteitenaanbod achterblijft is door de oudercommissie onvoldoende onderbouwd. Dit klachtonderdeel dient dan ook ongegrond verklaard te worden.

3. Met betrekking tot deze klacht beroept de oudercommissie zich op de door haar overgelegde brochure van BOinK “Prijzen in de kinderopvang, een brochure voor ouders en oudercommissies” van augustus 2018. De ondernemer betwist dat de BOinK benchmark, waarop die brochure kennelijk is gebaseerd, voor de individuele ondernemer richtinggevend en dus leidend is.

 In die brochure heeft BOinK het naar eigen zeggen niet over een prijsadvies, maar over een kostenontwikkeling. Dit wil volgens BOinK zeggen een verwachting van de kostenstijging die ondernemers tegemoet kunnen zien op het gebied van loonkosten, inflatie en organisatiekosten (huisvesting, voeding etc.), welke verwachting is opgesteld op basis van cijfers van het Centraal Plan Bureau. Die verwachting geldt volgens BOinK op brancheniveau, is bedoeld als basis voor het berekenen van ontwikkelingen op organisatieniveau en is te weinig specifiek voor een individuele organisatie.

 De commissie is van oordeel dat de inhoud van genoemde brochure een onjuiste maatstaf is om de onderhavige prijsstijging aan te toetsen. De brochure ziet immers op de branche als geheel. De ondernemer zal zijn prijsbeleid moeten baseren op een groot aantal vestigings- specifieke, bedrijfseconomische factoren. Per vestiging zal de prijsstijging dan ook zodanig (moeten) zijn dat de ondernemer de zekerheid heeft dat hij zijn onderneming rendabel kan (blijven) exploiteren. Van de ondernemer kan niet worden verlangd dat hij zich a priori voegt naar het branchegemiddelde.

 De commissie komt dan ook tot de conclusie dat een prijsstijging niet gerelateerd moet worden aan het branchegemiddelde, maar aan de vestigingsspecifieke, bedrijfseconomische factoren en de kostenontwikkeling daarvan. Dit betekent dat ook deze klacht ongegrond verklaard dient te worden.

4. Ten overvloede en los gezien van de klachten overweegt de commissie nog het volgende. In het door beide partijen vastgestelde Reglement oudercommissie BSO (artikel 8 Adviestraject), voor de naleving waarvan zij ook beiden jegens elkaar verantwoordelijk zijn, is beschreven hoe de adviesprocedure gevolgd moet worden. Daarin is bepaald dat een ondernemer van een advies van de oudercommissie alleen mag afwijken indien hij schriftelijk en gemotiveerd kan aangeven dat het belang van het kindercentrum zich tegen het advies verzet. De commissie hecht er aan partijen erop te attenderen dat dit traject niet (volledig) is gevolgd. De oudercommissie heeft de ondernemer negatief geadviseerd ten aanzien van zowel de oorspronkelijke als de verlaagde prijsstijging. De ondernemer heeft uiteindelijk de verlaagde prijsstijging doorgevoerd. De ondernemer heeft echter met betrekking tot beide prijsstijgingen geen schriftelijk en gemotiveerd besluit genomen, waarin hij aangeeft dat en waarom het belang van het kindercentrum zich tegen het advies verzet.

De commissie heeft er kennis van genomen dat overleg tussen partijen – op zijn zachtst gezegd – stroef verloopt. Het is in het belang van de kinderopvang aan te bevelen dat partijen alles in het werk stellen om een zakelijk adequate en vooral constructieve samenwerkingsrelatie te herstellen.

Beslissing

De commissie:

verklaart de klachten van de oudercommissie ongegrond.

Aldus beslist op 22 januari 2019 door de Geschillencommissie Kinderopvang.